Het Arubaanse carnaval als cultureel erfgoed vastgelegd

06/09/2024

Geschreven door dr. Wim Rutgers

Friedrich A. van der Hans: Liber Amicis Bacchanalicus is het in het Engels geschreven indrukwekkende resultaat van ruim vijfentwintig jaar onvermoeibaar verzamelen en ordenen van alle bereikbare gegevens rond het jaarlijkse Arubaanse carnavalsgebeuren. In nagenoeg zevenhonderd pagina’s, in twee delen groot formaat gepubliceerd, is het een prachtig voorbeeld van het vastleggen van springlevend Arubaans Cultureel Erfgoed. Met zijn door Van der Hans in de loop der jaren zelf vervaardigde uitgebreide fotocollectie in kleur is het boek bovendien een feest der herkenning voor velen en een streling voor het oog van de lezer.

Overzicht van de inhoud

De tweedelige omvangrijke uitgave Liber Amicis Bacchanalicus is systematisch ingedeeld. Het is in de eerste plaats bedoeld als een uitputtende documentatie van vijf carnavalsjaren, vanaf het vijftigste Arubaanse carnaval in 2004 tot en met het jaar 2008. Maar rond deze jaren als case study krijgen we een uitgebreid historisch overzicht van het ontstaan en de geschiedenis van het carnaval, in andere tijden, steden en landen, te beginnen bij de Grieken en de Romeinen, de katholieke kerk met zijn aanvankelijke bestrijding en vervolgens noodgedwongen omarming en assimilatie van carnaval in katholieke zin, in Nederland met zijn ‘narrenfeest’, en vervolgens carnaval in Venetië met zijn maskers, Brazilië en Trinidad, maar ook de eigentijdse organisatie van het carnaval met de parades, alle stakeholders zoals verkiezingen van Prins en Pancho, de carnavalskoninginnen in de diverse leeftijdsklassen, de muziek van Steelbands en Brassbands, Calypso en Tumba, Roadmarch en vervolgens ook van de deelname van alle organisaties die rond het carnaval een rol spelen en het begeleiden. De naar volledigheid strevende opzet blijkt ook uit de afsluitende lijsten van de winnaars bij al deze activiteiten.

Het tweede, even omvangrijke, deel bevat een overzicht en beschrijving van deelnemende carnavalsgroepen, met jaarlijkse thema’s, zoals rond de lokale clubs als Tivoli, Club Caribe, Hospi-Jollies, Los laga bai, Colegio Arubano en tal van andere groepen. Dit deel is eveneens een streling voor oog en oor met het samengaan van pracht en praal en de begeleidende carnavals-hits. Het Arubaanse Carnaval betekent luxe en laat weinig ruimte voor maatschappelijke kritiek of satire, hoogstens wat milde humor. Daarop zijn ook vooral de talrijke te vergeven prijzen door een onafhankelijke jury gericht. Het brengt Chibi tot de constatering dat het carnaval van Aruba een eervolle internationale plaats heeft verworven: “The thousands of participants at these events work tirelessly on the visual aspect of Carnival by creating beautiful costumes and pieces that have ranked Aruba’s  Carnival in third place as the most luxurious and beautiful Carnival celebration around the world.” (p. 327)

Cultureel Erfgoed als identity marker

Carnaval behoort tot het springlevende lokale cultureel erfgoed met zijn adopteren en adapteren, imitatie en creatie, traditie en vernieuwing, wat aantoont dat erfgoed enerzijds gekoesterd wordt, anderzijds vrijuit wordt gebruikt als uitgangspunt van vernieuwing en originaliteit. Van der Hans karakteriseert het Arubaanse carnaval dan ook als een mixture en variant van Europese en Afrikaanse invloeden in verleden en heden: een samengaan in verscheidenheid, zoals bijvoorbeeld in J’ouvert Morning en de Pyjama party. Van der Hans vergelijkt het carnavalsgebeuren tussen Pabou en Pariba di brug met aan de ene kant grote aandacht voor mooi en luxe van de clubs in Oranjestad en anderzijds de invloed van Caribisch ritme en muziek in San Nicolas, een verschil bovendien tussen Papiamento en Engels.

Het Arubaanse carnaval begon in de jaren na de Tweede Wereldoorlog in San Nicolas door Lago-employees en pioniers. Het was eerst in 1954 dat de Tivoli Club en Club Caribe een parade in Oranjestad organiseerden met een honderdtal deelnemers. Zo wordt 1954 gezien als het officiële georganiseerde begin van het Arubaanse carnaval. Vandaar het vertrekpunt van Chibi van der Hans met zijn speciale aandacht vanaf het vijftigjarig bestaan in 2004. Het carnaval krijgt vanaf die datum een steeds sterke geformaliseerd karakter met het ontstaan van carnavalsgroepen, een carnavals-bestuur, fondswerving door sponsors en de media-aandacht. Het dynamische karakter blijft en blijkt uit de gestadige uitbreiding van activiteiten, zoals Prins en Pancho (1982), Roadmarch (1983) en bijvoorbeeld een Tumba-contest vanaf 1984. (p. 060)  Sindsdien zijn er steeds weer nieuwe activiteiten toegevoegd. Wat bleef was ‘the rite of passage from darkness to light’ (p. 39), van feest naar inkeer, en het belangrijke motief van ‘de omgekeerde wereld’ waarin een paar dagen alles anders is en de normaal geldende regels even overboord gaan waarna de tijd van vasten op Aswoensdag begint. Carnaval is van iedereen en doorbreekt alle maatschappelijke coterieën.

Encyclopedisch

Na de algemene en historische beschrijving van de ontwikkeling van het carnaval komt Chibi van der Hans in deel drie van de eerste band tot de uitvoerige beschrijving van de jaren 2004 tot en met 2008 in een uitputtende opsomming van de organisaties en actieve deelnemers  aan de vele festiviteiten: van de verkiezingsprocedures van prinsen en pancho’s in de verschillende leeftijdsgroepen, met hun plichten en taken, vergezeld van foto’s van de winnaars  gedurende de vijf beschreven jaren, een waterval van namen met honderden kleurrijke illustraties van elk detail in meer dan twintig pagina’s.

Daarna wordt de bekende sleuteloverdracht beschreven, gevolgd door de verkiezingen van de carnavalskoninginnen van de jongsten tot de volwassen koninginnen, per jaar gerangschikt en in het algemeen en via de carnavalsgroepen, ook hier vergezeld van plichten en taken. In verhelderende tekst en kleurrijk beeld zien we een lawine van foto’s. In totaal meer dan honderd pagina’s.

Het eerste deel van de tweedelige uitgave beschrijft de muziek, zoals de steelbands, brassbands, calypso en road march, tumba, en de zangers van 2004 tot en met 2008. Dit deel wordt afgesloten met een lijst van winnaars van prins en pancho, koninginnen en zangers.

Band twee is gewijd aan de verschillende deelnemende jeugdige en volwassen carnavalsgroepen en de verschillende parades in de loop der jaren, hun persoonlijke outfit en body pieces en de praalwagens. De case study bevat hiervan nagenoeg driehonderd bladzijden. Dit tweede deel is dus nagenoeg even omvangrijk als het eerste deel.
In dit deel komen ook alle organisaties aan bod die het carnavalsfeest in goede banen moeten leiden, zoals de politie die de orde handhaaft met een ‘Zero tolerance faya bo haya’ beleid, de taak van het ambulance-personeel, het Rode Kruis en Dienst Volksgezondheid. Ook de technische aspecten worden besproken door de DTI, de rol van DOW en tenslotte de brandweer. Chibi somt het allemaal onvermoeid op in tien vier-koloms-pagina’s met meer dan 3000 items. Aan het eind van de tweede band vinden we een index met een uitgebreide lijst van geraadpleegde literatuur en interviews.

Niet alles was flamboyant en franchepane

Chibi’s tekst biedt ook ruimte aan de folkloristische strubbelingen die het carnavalsgebeuren steeds weer beroerden, zoals de noodzaak van oordopjes om geen ernstige gehoorschade op te lopen, de hoeveelheden alcohol om nog meer dorst te krijgen, dronkenschap, ruzie en vechtpartijtjes. Van der Hans is over dit soort zaken weinig uitvoerig. Wel gaat hij uitgebreid in over de conflicten tussen deelnemers en de leiding van de stichting. De magnitude van het carnavalsgebeuren eiste formalisering en institutionalisering, wat leidde tot conflicten tussen  de bestuurlijke organisatoren in het CCCA (1955-1963), SAC (1964-2014) met jarenlang dezelfde bestuursvoorzitters Milo Croes en Tecla Kelly-Hernandez. Het leidde tot conflicten tussen de leiding van de stichting, groepsleiders en de in de Stichting Musica verenigde muziek-bands die hun inbreng en medezeggenschap steeds verder kwijtraakten, zelfs als inhalig gekarakteriseerd werden door de SAC. Ook bij de afgifte van vergunningverlening lag de SAC vaak dwars. Van der Hans gaat uitgebreid op deze ruzies in die zelfs tot rechtszaken leidden. Ook zijn jaarlijkse Bacchanal-publicatie leidde tot conflicten met de SAC. Chibi besteedt er ettelijke bladzijden aan.

Maar de  indruk die bij de lezer en kijker uiteindelijk achterblijft is er een van de positivisme en het enthousiasme waarmee Van der Hans zijn enorme klus geklaard heeft. Als lezer merk je dat er achter de grote hoeveelheden feiten een persoon aanwezig is die zijn zichzelf opgelegde taak met passie vervult. Chibi van der Hans concludeert dan ook dat het Arubaanse carnaval in de loop der jaren een eigen creatief karakter heeft ontwikkeld als waardevol voor de samenleving, “that the Carnaval of Aruba is our own true cultural celebration, for it is unique in the way we celebrate it according to our own set rules, moral values, principles and traditions.” (p. 664) Maar ook voor hem zelf persoonlijk, “Carnaval surely is where I find satisfaction in my self-actualization and psychological needs.” (p. 673) De twee delen van het Liber Amicis Bacchanalibus  getuigen van zijn durende doorzettingsvermogen en uiteindelijke succes.

Friedrich A. van der Hans: Liber Amicis Bacchanalicus.

Volume One; Aruba’s Carnival History; Case study of 2004-2008

Book 1-2; 2-2

2023

687 pagina’s

Twee banden in cassette

ISBN 978-99904-68-68-7

Scroll To Top

Newsletter

Signup Form